ENKHUIZEN – Een significante meerderheid van de Nederlanders wil de zomertijd afgeschaft zien, zo blijkt uit een enquête uitgevoerd door platform Slaapwijsheid onder ruim 7000 respondenten. Maar liefst 85% van de deelnemers spreekt zich uit tegen het behoud van de zomertijd.
Na afweging van de voor- en nadelen van permanente zomer- en wintertijd konden respondenten hun voorkeur aangeven. Bij permanente zomertijd is het langer licht in de avond, maar later licht in de ochtend; bij permanente wintertijd is het vroeger licht en eerder donker. 51% prefereert permanente wintertijd, 46% zomertijd, en 5% heeft geen voorkeur.
Zomertijd zorgt voor permanent gevaar
Chronobioloog Marijke Gordijn van de Rijksuniversiteit Groningen benadrukt de ernst van het negeren van ons natuurlijke bioritme door het handhaven van de zomertijd. “Het wijzigen van de tijd heeft ernstige gezondheids implicaties. Een standaardtijd met meer licht in de ochtend is de gezonde keuze.”
Permanente zomertijd zorgt ervoor dat menigeen een groot deel van het jaar in het donker ontwaakt, wat de biologische klok en slaap verstoort. Alle experts zijn het erover eens dat dit niet de gezonde keuze is, met in de winter licht pas om 10 uur in de ochtend. Gordijn pleit voor een leven in harmonie met de ‘zonnetijd’, dichter bij ons natuurlijke ritme, wat leidt tot betere alertheid overdag en verbeterde nachtrust.
Huidige tijdregelingen positioneren Nederland in de Midden- en zelfs Oost-Europese tijdzone. Een schema dat meer overeenkomt met de Britse tijd, oftewel Greenwich Mean Time, zou echter beter in lijn zijn met de natuurlijke positie van de zon.
Gordijn waarschuwt voor de gevolgen van slechte slaap, zoals verminderd leervermogen en geheugen, verhoogd risico op ongevallen en op de lange termijn ernstige gezondheids- problemen waaronder hart- en vaatziekten, stemmingsstoornissen, en zelfs obesitas en diabetes.
Zomertijd al eeuwen oud
In de oudheid werd het dagritme flexibel aangepast aan de lengte van de dag. Zo begon de dag voor de Romeinen bij zonsopgang en eindigde hij bij zonsondergang. Die dag werd verdeeld in twaalf uren, en dus waren de uren in de winter korter dan in de zomer. Toen de lengte van een uur in de middeleeuwen werd vastgelegd op zestig minuten ontstond echter een verschil in zonuren tussen de zomer en de winter.
Er is weleens beweerd dat zomertijd voor het eerst voorgesteld werd door Benjamin Franklin en in een anonieme brief aan de redactie van de Journal of Paris. Het artikel was echter als grap bedoeld en bovendien stelde Franklin niet voor om de zomertijd in te voeren, maar dat men in de zomer vroeger moest opstaan en naar bed gaan om te besparen op kaarsen
Het eerste serieuze voorstel kwam van de Nieuw-Zeelander George Vernon Hudson in 1895, die de tijd wilde aanpassen aan het ritme van de mens in plaats van omgekeerd. Hij wilde daarom de klok ’s zomers twee uur vooruit zetten.De Engelsman William Willett kwam in zijn Waste of Daylight (Verspilling van daglicht) uit 1907 met eenzelfde voorstel, maar hij was niet bij machte om het van de Britse regering gedaan te krijgen, ondanks steun van een aanzienlijke groep parlementsleden. (bron: Wikipedia)
Eerste Wereldoorlog
De eerste praktische toepassing van zomertijd was door het Duitse Keizerrijk gedurende de Eerste Wereldoorlog, vanaf 30 april 1916. De zomertijd werd ook in de bezette gebieden doorgevoerd. Nederland was weliswaar neutraal, maar voerde een dag later (1 mei) eveneens zomertijd in. Het Verenigd Koninkrijk volgde op 21 mei. Deze eerste zomertijd liep tot 1 oktober 1916.
Het Congres van de Verenigde Staten voerde op 19 maart 1918 verschillende tijdzones in (die al sinds 1883 bij de spoorwegen in gebruik waren) en maakte de zomertijd officieel (in werking tredend op 31 maart) voor de rest van de Eerste Wereldoorlog.
Tussen beide wereldoorlogen in en ook tijdens de Tweede Wereldoorlog was in verschillende Europese landen (waaronder Nederland) de zomertijd in gebruik.
De oliecrisis van 1973, die tot een golf van energiebesparende maatregelen leidde, was voor veel Europese landen aanleiding om opnieuw de zomertijd in te voeren. Spanje en Albanië begonnen hier in 1974 mee. In 1975 volgden Griekenland en Cyprus. Frankrijk volgde in 1976, Nederland, België, Luxemburg, Portugal en Polen in 1977, Tsjecho-Slowakije, Bulgarije en Roemenië in 1979. West-Duitsland wachtte nog tot 1980, totdat hierover een afspraak met Oost-Duitsland was gemaakt. Ook Oostenrijk, Denemarken, Hongarije, Noorwegen en Zweden sloten zich toen aan. In 1981 volgden de Sovjet-Unie, Finland, Zwitserland en Liechtenstein, en in 1983 Joegoslavië. Het laatste land binnen Europa dat besloot tot aansluiting was Andorra in 1985. De enige Europese landen waar geen gebruik gemaakt wordt van de zomertijd zijn: Armenië, Azerbeidzjan, Georgië, IJsland, Rusland, Turkije en Wit-Rusland. (b